In het EUROCLASS systeem betekent elke classificatie dat voor een product dat binnen een bepaalde uiteindelijke toepassing wordt getest, specifieke parameters worden getest en verkregen. In de laagste klasse (F) wordt niets getest. Bij klasse E wordt kortstondig met een kleine vlam getest. Bij klasse D wordt ook rekening gehouden met de verspreiding van rook (s) en de hoeveelheid brandende druppels en deeltjes (d). Voor de klassen C en B gelden nog strengere eisen.
In klasse A2 worden alle tests - met uitzondering van de kleine vlam test - van de vorige classificatieniveaus uitgevoerd en wordt ook een test uitgevoerd om de calorische waarde van het product te bepalen. Voor A1 wordt alleen de calorische inhoud getest, die een heel lage waarde moet hebben. Materialen in de Euro-brandklassen A1 en A2 worden gedefinieerd als niet-brandbaar: deze materialen dragen niet significant bij aan een brand. In het EUROCLASS systeem worden de brandtesten dus eigenlijk gestapeld: in elke klasse worden de regels steeds strenger.
Bij de testen worden drie eigenschappen van brandgedrag in aanmerking genomen:
- Flash-over
- Rookontwikkeling
- Druppelvorming