In theorie wordt het energieverlies via een constructie hoofdzakelijk bepaald door de warmteweerstand van de constructie. Bepalend hiervoor is de warmtegeleidingscoëfficiënt (λ) en de dikte van het toegepaste isolatiemateriaal. In deze situatie wordt ervan uitgegaan dat de temperatuur binnen en buiten min of meer constant is. In de praktijk is dit echter zelden het geval.
De temperatuur buiten varieert gedurende de dag en het jaar en een constructie kan worden opgewarmd door de zon. Andere eigenschappen zoals volumieke massa en warmtecapaciteit van een materiaal gaan dan een grote rol spelen. Net bij lichte dakconstructies (bijvoorbeeld staaldaken) hebben de warmtecapaciteit en de volumieke massa van het isolatiemateriaal een grote invloed op de totale warmtecapaciteit van de constructie.
Warmte-accumulatie
Dit is het vermogen van een element of constructie om de ontvangen thermische energie op te slaan, te bewaren en geleidelijk af te geven. Bijvoorbeeld: als een dakconstructie door de zon wordt beschenen, wordt een deel van de zonnewarmte door de constructie geabsorbeerd. Een materiaal met een grote warmtecapaciteit zal langer een stabiele temperatuur kunnen behouden dan een materiaal met een kleinere warmtecapaciteit. Met name in gebouwen met lichte dakconstructies, zoals staaldaken, kan de binnentemperatuur erg snel oplopen of afkoelen.
Om het effect van verschillende soorten isolatie te illustreren, hebben we in onze platdakbrochure een aantal afbeeldingen opgenomen (blz. 10). Deze tonen de faseverschuiving met rotswol en met polyisocyanuraatschuim (PIR).
U-waarde berekenen?
U-waarde van een specifieke dakconstructie bepalen? Maak snel en handig thermische berekeningen van een platdakconstructie met rotswolisolatie met de gratis online calculatietool van ROCKWOOL.